"Ik moest het onderkennen: dat ik bang was, doodsbang, nog nooit was ik zó bang gewest, ik wist alleen niet waarvoor.
Voor alles! Het was een metafysische paniek, anders kon ik het niet omschrijven. Angst tegenover de zwarte leegte en betekenisloosheid van de wereld. Het hele universum hurkte op mij neer en verstikte mij. Mijn keel was toe geschroefd. Hoe zou iemand dat ooit kunnen begrijpen? Niet de last van de wereld, die atlas moest torsen, maar de uitzichtloze duisternis van het heelal maakte mij blind en drukte mij plat."